De bijenkast en de constructie van honingraat
Een bijenkast is een waar kunstwerk en het huis de honingbijen.
Ze worden tegenwoordig nog slechts zelden in het wild aangetroffen – zoals in holle bomen.
Over het algemeen zorgen imkers voor de huisvesting van bijenvolken; die huisvesting wordt ook wel bijenkorf of bijenkast genoemd.
Een bijenkast bestaat uit maximaal vijf op elkaar gestapelde dozen (frames) van hout of plastic waarin uitneembare houten ramen worden geplaatst die als basis dienen voor honingraatstructuur.
De in- en uitgang bevindt zich onderaan.
Het deksel/dak aan de bovenkant kan worden verwijderd.
De werkbijen construeren vervolgens onafhankelijk van elkaar van boven naar beneden een honingraat in de houten ramen met in hun lichamen geproduceerde bijenwas.
De kleine uitgescheiden wasschubjes worden in de mond gekneed en gemengd met een vocht van hun klieren.
Met op deze manier voorbewerkte was wordt het honingraat vervolgens naadloos uitgebreid.
Er zijn ongeveer 125.000 wasschubjes nodig voor 100 gram bijenwas.
Die hoeveelheid is genoeg voor ongeveer 8.000 cellen waarin de bijen stuifmeel en honing opslaan en larven laten opgroeien.
Dit geometrische en architectonische wonder is niet alleen voer voor wiskundigen.
Om te beginnen zijn de cellen cirkelvormig of cilindrisch.
Door de warmte van de bijen zelf worden de cellen warm en elastisch en nemen op de meest economische en efficiënte vorm aan vanuit een energietechnisch oogpunt: de zeshoek.
De voltooide zeshoeken hebben cellen met een gelijkmatige wanddikte van slechts 0,07 millimeter en liggen altijd tussen de 8 en 10 mm uit elkaar.
De jonge bijen groeien op in het centrum van de bijenkast.
Als de larven oud genoeg zijn worden de broedcellen afgedekt met een deksel van was.
Het stuifmeel wordt opgeslagen in de honingraatcellen naast en onder de broedcel; deze cellen worden niet afgedekt.
Bovenin wordt de honing opgeslagen in de honingraat; deze cellen worden wel afgedekt.
Gedurende het grootste deel van het jaar bevindt de temperatuur in de bijenkast zich op een optimale temperatuur van 35 °Celsius.
De dichtheid van insecten in een gesloten ruimte creëert ideale omstandigheden voor de verspreiding van ziektes.
Maar de bijen zijn hier goed op voorbereid. Ze maken cement (propolis) van boomhars en stuifmeel en gebruiken dat voor het afdichten van kleine gaten, spleten en kieren, waardoor ongedierte wordt geweerd of gedood.
De binnenkant van het broedcellen is ook met een dun laagje propolis bedekt. Als het te warm wordt in het nest, creëren de bijen bij de ingang een verkoelende luchtstroom met behulp van vleugelbewegingen.
De koeling wordt versterkt door de verdamping van water wat wordt aangeleverd door de haalbijen. Als het te koud wordt in het nest de verhogen de bijen (warmtebijen) de temperatuur in lege cellen tussen de broedcellen met behulp spiertrillingen.
Reactie plaatsen
Reacties